Geacht College,
Met verbazing hebben wij kennisgenomen van het artikel ‘Grondspeculatie, bomenkap en vriendendiensten: zo krijg je een droomhuis in Limburg’ d.d. NRC Handelsblad 22 mei 2020. Reeds in oktober 2010 was de Ruimte voor Ruimte regeling aanleiding voor een rapport van de Zuidelijke Rekenkamer, waarin werd geconcludeerd dat de provincie onvoldoende stappen heeft gezet om sturing te geven aan het proces ‘door het formuleren van een doelstelling zonder een toereikend instrumentarium om invloed uit te kunnen oefenen op de realisatie van die doelstelling’. Tien jaar later leiden de conclusies van het onderzoek van NRC en De Limburger opnieuw tot zorgen over Ruimte voor Ruimte in Limburg, de dubbele rol van de provincie als enige aandeelhouder van de BV in relatie tot haar eigen rol op het gebied van ruimtelijke ordening en de sturing op het behalen van de originele doelstelling van de Ruimte voor Ruimte regeling: het krimpen van de veestapel en het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit en vitaliteit van het buitengebied.
Dit leidt tot de volgende vragen:
1. Wat is de algehele opvatting van het College van GS over het resultaat van de Ruimte voor Ruimte regeling ten opzichte van de originele doelstelling: het verlagen van dieraantallen, verminderen van de uitstoot van stikstof en fosfaat en het tegengaan van de verrommeling/verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied (‘minder stenen, minder varkens’)? In het artikel wordt gesteld dat Ruimte voor Ruimte BV om 36,3 miljoen euro sloopsubsidie terug te verdienen, 93 miljoen euro aan ,,project- en organisatiekosten” maakte, terwijl budgetneutraliteit bij aanvang het centrale uitgangspunt was van de RvR-gedachte.
2. Wat is de opvatting van het College van GS over de gemaakte kosten in relatie tot het behalen van de doelstelling?
3. Kunt u ons een overzicht geven van de organisatie- en operationele kosten van Ruimte voor Ruimte BV, vanaf de start tot en met 2020, uitgesplitst per jaar?
4. Kunt u inzicht bieden in de kosten voor advies en personeel (zowel detachering vanuit de provincie als in dienst van/in opdracht van Ruimte voor Ruimte BV), deze uitsplitsen per opdracht en (rechts)persoon en deze, in het geval van privépersonen vertrouwelijk, ter inzage leggen voor Provinciale Staten? In het artikel wordt gesteld dat de uitvoering van de Ruimte voor Ruimteregeling gepaard ging met grootschalige speculatie met grond en partijen daardoor miljoenen euro’s konden verdienen aan het opdrijven van prijzen.
5. Was u op de hoogte van deze grootschalige grondspeculatie? Zo ja, vanaf wanneer? Wat heeft u gedaan om grondspeculatie tegen te gaan? Zo nee, waarom niet? In het artikel wordt gesproken over “op een creatieve manier de aanbestedingswetgeving buiten werking stellen”. Via verkoopovereenkomsten worden werkzaamheden die openbaar aanbesteed hadden moeten worden, gegund aan de verkoper van de grond. Ook is niet transparant hoe andere opdrachten verdeeld werden.
6. Was de provincie op de hoogte van deze handelswijze? Zo ja, vanaf wanneer? Wat heeft de provincie gedaan om meer transparantie te creëren bij het verdelen van opdrachten?
7. Wat was de rol van de provincie en/of het College van GS in relatie tot de transacties van Ruimte voor Ruimte BV? Hoe verhoudt zich deze rol c.q. betrokkenheid tot het al dan niet volgen van de aanbestedingswetgeving?
8. Wat is de mening van het College over de suggestie dat in strijd met de aanbestedingswetgeving is gehandeld? In het krantenartikel komt een voorbeeld aan bod waarin een stuk natuurgebied grenzend aan de Beegderheide door een aannemer aan Ruimte voor Ruimte Limburg wordt verkocht. Ruimte voor Ruimte Limburg kapt het bos, laat de natuurbescherming veranderen in woonbestemming en verkoopt de grond terug aan de aannemer.
9. Was het deze aannemer zonder Ruimte voor Ruimte Limburg ook gelukt om de bestemming te wijzigen van natuur naar wonen?
10. Hoe verhoudt zich deze handelswijze tot de provinciale rol op het gebied van ruimtelijke ordening, toezicht en natuurbescherming? Kunt u inzicht bieden in hoe in deze specifieke casus is omgegaan met de verschillende rollen van de provincie in relatie tot haar rol van aandeelhouder van Ruimte voor Ruimte Limburg?
11. Zijn er meer van deze casussen bekend, of hebben vergelijkbare procedures vaker plaatsgevonden? Zo ja, kunt u een inschatting maken van hoeveel hectaren natuur op deze manier verloren zijn gegaan en daarbij aangeven of het gaat om goudgroene, zilvergroene of bronsgroene natuur? De Zuidelijke Rekenkamer concludeert in 2010 dat ‘hoewel PS structureel en uitgebreid zijn geïnformeerd, deze informatie naar de mening van de rekenkamer echter van onvoldoende kwaliteit is en onvoldoende volledig, consistent en begrijpelijk’.
12. Waarom houden de voortgangsrapportages, waartoe de Staten per motie naar aanleiding van dit onderzoek besluiten, na 2012 op?
13. Deelt u onze mening dat Provinciale Staten tot op dit moment weliswaar over de liquiditeitspositie en financiële resultaten, waaronder de verkoop van kavels van de Ruimte voor Ruimte regeling zijn geïnformeerd, maar dat de algehele reflectie en informatie ten aanzien van de doelstelling het verminderen van stikstof en fosfaat en verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied, ontbreekt?
14. Hoe ziet de Ruimte voor Ruimte regeling er in andere provincies uit? Hoe verhoudt het Limburgse resultaat zich tot dat van andere provincies?
15. Bent u bereid een onafhankelijke beleidsevaluatie uit te laten voeren naar de effectiviteit, efficiëntie en rechtmatigheid van de Ruimte voor Ruimte regeling ten einde hier lering uit te trekken voor nieuwe saneringen en/of het aanvalsplan stikstof?
In het artikel lezen wij: “De aandeelhouder, het provinciebestuur, heeft de ambities verder opgeschroefd om de verkoop te versnellen. Ruimte voor Ruimte mag naast droomhuizen ook kavels gaan verkopen voor zorgcomplexen, appartementen en zonne-energieparken.” In de mededeling portefeuillehouder van gedeputeerde Koopmans d.d. 21 mei wordt naar aanleiding van vragen van Statenlid Van Wageningen over de opdracht aan Ruimte voor Ruimte gesteld dat de provincie sinds 1 januari 2019 de enige aandeelhouder is van Ruimte voor Ruimte Limburg en ‘RvR vanaf dat moment de ruimte is geboden om duurzaamheidsontwikkelingen zoals bijvoorbeeld de opwekking van zonne-energie, en/of andere mogelijkheden te realiseren.” In het Statenvoorstel ‘Beëindiging samenwerking met Bouwfonds Property Development Ontwikkeling BV in de Ruimte voor Ruimte Limburg C.V. en de Ruimte voor Ruimte Limburg Beheer B.V (G-18-016)’ wordt echter op geen enkele manier gesproken over deze ruimte of opdracht aan Ruimte voor Ruimte BV. Behalve in de mededeling portefeuillehouder Brugman (GS2019/81927) over het verkennen mogelijkheden zonneweiden op provinciale gronden, zijn Provinciale Staten, voor zover ons bekend, niet geïnformeerd over deze wijziging in de rol van Ruimte voor Ruimte BV.
16. Wie heeft tot de verruiming/aanpassing van de opdracht van Ruimte voor Ruimte BV besloten? Wanneer en met welk doel? In de mededeling portefeuillehouder van 21 mei lezen wij dat Ruimte voor Ruimte “3 pilotlocaties gaat onderzoeken en ook buiten de 3 genoemde pilotlocaties de mogelijkheid is geboden om de haalbaarheid van duurzaamheidsontwikkelingen te onderzoeken.” Maar: “In de financiële vertaling is nog geen rekening gehouden met de kosten en baten van de aanvullende opgave en/of nieuwe initiatieven. Eén en ander zal zijn beslag pas krijgen zodra hierover meer zekerheid bestaat.”
17. Het initiatief dat onderzocht wordt in Evertsoord betreft een oppervlakte van meer dan 100 hectare. Deelt u onze mening dat een initiatief van dergelijke omvang de term ‘pilot’ voorbijstreeft en er sprake is van een serieus initiatief, dat Ruimte voor Ruimte BV in opdracht van de provincie ontwikkelt? Zo ja, hoe verhoudt zich dit tot de besluitvorming door Provinciale Staten? 18. Welke kosten zijn er verbonden aan de onderzoeken van Ruimte voor Ruimte BV? Worden deze gefinancierd vanuit de organisatiekosten van Ruimte voor Ruimte BV, of uit de onderzoeksmiddelen van de Provinciale Energiestrategie?
We verzoeken u dringend deze vragen te beantwoorden voorafgaand aan de Statenvergadering die start op 12 juni.