Onlangs kwam het CBS met het bericht dat alle Nederlandse gemeenten over 2015 €1,2 miljard gezamenlijk over hebben gehouden op de uitvoering van de taken inzake  maatschappelijke ondersteuning en jeugdzorg en €400 miljoen tekort kwamen op het vlak van werk en inkomen. Per saldo hielden de gemeenten dus €800 miljoen over op het sociaal domein. Per 2015 zijn gemeenten immers verantwoordelijk voor de uitvoering van de nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning, de Jeugdwet en Participatiewet.Al eerder stelde GroenLinks vragen over de rol van GS als financieel toezichthouder in relatie tot de gedecentraliseerde taken in het sociaal domein. GroenLinks vraagt nu de nadere financiële analyses omtrent het financiële wel en wee van de Limburgse gemeenten.

De vragen:

  1. Zijn alle jaarrekeningen van de 33 Limburgse gemeenten door de betreffende gemeenteraad vastgesteld? Zo niet, in welke gemeenten heeft de gemeenteraad de jaarrekening niet vastgesteld en waarom niet? 
  2. Heeft u alle jaarrekeningen van de 33 Limburgse gemeenten conform Gemeentewet (tijdig) ontvangen? Zo nee, van welke gemeenten heeft u de jaarrekening niet (tijdig) ontvangen en waarom niet?
  3. Kunt u inzichtelijk en overzichtelijk maken wat het totale budget (inkomsten uit integratie-uitkering) voor de gemeentelijke taken in het sociaal domein was en wat dus uiteindelijk de uitgaven waren voor de taken in het sociaal domein? Gelieve dit te specificeren voor Wmo, jeugdzorg en werk en inkomen (o.a. Participatiewet) per gemeente afzonderlijk. Gelieve eveneens de gemeenten te clusteren in het overzicht per regio Noord, Midden en Zuid.
  4. Indien uit het onder vraag 3 gevraagde en gespecificeerde overzicht blijkt dat gemeenten meer geld hebben uitgegeven voor de taken in het sociaal domein dan zij er budget voor hebben gekregen middels de integratie-uitkering, kunt u dan per gemeente aangeven waar men de aanvullende uitgegeven middelen vandaan heeft gehaald?
  5. Indien uit het onder vraag 3 gevraagde en gespecificeerde overzicht blijkt dat gemeenten minder geld hebben uitgegeven voor de taken in het sociaal domein dan zij er budget voor hebben gekregen middels de integratie-uitkering, kunt u dan per gemeente aangeven wat men met het resterende geld – dus aanvankelijk bedoeld voor de taken in het sociaal domein – heeft gedaan (bijvoorbeeld gereserveerd of anderszins besteed)?
  6. Indien uit vraag 5 blijkt dat gemeenten reserves aanleggen met resterende middelen uit de integratie-uitkering, kunt u per gemeente aangeven waarom dit gebeurt? 
  7. Wat is uw generieke oordeel  of mening over het financiële resultaat van de 33 Limburgse gemeenten nu u in het bezit bent hun jaarrekeningen?
  8. Wat doet u regulier met de ontvangen gemeentelijke jaarrekeningen in het kader van het rol als toezichthouder op de gemeentefinanciën?
  9. In hoeverre kijkt u naar het gerealiseerde financiële beleid (lees: jaarrekening) van de 33 Limburgse gemeenten en zet u dit af tegen de eerder door u beoordeelde begrotingen over hetzelfde boekjaar en komt met analyses op hoofdlijnen of onderzoekt grote verschillen tussen begrote en gerealiseerde posten? Immers bepaalt u de vorm van toezicht per gemeente aan de hand van de begroting en meerjarenraming terwijl de jaarrekeningen een meer feitelijke situatie van het financieel beleid van een gemeente weergeeft.