• Bent u bekend met het artikel in De Limburger van 31 juli 2025 over de voorgenomen vergunningverlening voor de lozing van PFAS op het riool?

Volgens de landelijke (door IPO en VNG goedgekeurde) mandaatregelingen zouden dergelijke VTH-bevoegdheden moeten zijn gemandateerd aan de (professionals van) de omgevingsdienst, om politieke willekeur en vertraging te voorkomen (zoals in verschillende provincies en gemeenten eerder is gebeurd). De provincie Limburg heeft deze vergunning zelf ter inzage gelegd.

  1. Heeft de provincie Limburg deze modelregeling nog niet vastgesteld en daarmee nog niet de professionele autonomie gegeven die voor een robuuste omgevingsdienst verplicht is gesteld? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom heeft u deze vergunning dan zelf ter inzage gelegd?
  2. Klopt het dat het bedrijf enkel genormeerde lozing van drie bekende PFAS (GenX, PFOS en PFOA) in de vergunning aanvraagt, terwijl andere PFAS-verbindingen – waarvan de aanwezigheid niet uit te sluiten is – niet verboden worden? Zo ja, acht u het juridisch en milieutechnisch verantwoord om dergelijke “open einden” in een vergunning toe te staan?
  3. Op basis waarvan wijkt het college af van de negatieve adviezen van onder meer de Inspectie Leefomgeving en Transport, Waterschap Limburg en Evides? Kunt u deze afweging onderbouwen?
  4. Deelt u de mening van D66, GroenLinks, Partij voor de Dieren en Forum voor Democratie dat dit besluit, waarbij de mogelijkheid wordt opengehouden om ongeïdentificeerde PFAS mee te lozen, in strijd lijkt met het voorzorgsbeginsel en het beleid om de uitstoot van Zeer Zorgwekkende Stoffen zoveel mogelijk te beperken? Zo nee, waarom niet?
  5. Hoe beoordeelt u de opmerking van de ILT dat het bedrijf hiermee in feite een “blanco cheque” vraagt voor niet-genormeerde lozingen van onbekende PFAS? Acht u dit in lijn met de belangen van volksgezondheid, natuur en drinkwatervoorziening?
  6. Erkent u dat het Europees verbod op PFAS in de maak is, met verwachte inwerkingtreding in 2026 of 2027?
  7. Acht u het verantwoord om in aanloop naar dit verbod juist extra PFAS-lozingen toe te staan, terwijl bedrijven zich ook kunnen voorbereiden op afbouw van gebruik en verwerking van PFAS? Zo ja, waarom?
  8. De Tweede Kamer sprak zich eerder in meerderheid uit voor een generiek lozingsverbod op PFAS. Het kabinet gaf daarop aan dat een generiek verbod moeilijk uitvoerbaar is, en dat de voorkeur ligt bij een gerichte, sectorspecifieke aanpak. Welke rol en mogelijkheden heeft uw college om PFAS-lozing in deze specifieke vergunningsaanvraag tegen te gaan?
  9. In reactie op het pleidooi van de ILT voor inzet van betere zuiveringstechnieken, geeft het college aan dat bedrijven niet verplicht kunnen worden tot inzet van duurdere technieken. Bent u ermee bekend dat het kabinet bedrijven nu al verplicht om alles te doen wat redelijkerwijs haalbaar is om naar nul-emissies te streven, juist bij Zeer Zorgwekkende Stoffen als PFAS? Waarom wordt de inzet van zuivering hier niet verder afgedwongen? Welke normen hanteert u voor ‘redelijke’ inspanning? Hoe borgt u deze in deze vergunning en hoe ziet u hierop toe?
  10. Kunt u toelichten waarom het college stelt dat er geen sprake is van een onevenredige belasting van de rioolwaterzuivering, terwijl het waterschap en drinkwaterbedrijven waarschuwen voor hogere zuiveringslasten en risico’s voor volksgezondheid? Wie draait volgens u op voor mogelijke kostenverhogingen of calamiteiten bij lozingen? Hoe borgt het college dat de PFAS niet in het oppervlaktewater terecht komt, met alle gevolgen voor drinkwater en voedsel van dien?
  11. Bent u bereid de ontwerpvergunning aan te passen zodat lozing van niet-genormeerde PFAS expliciet wordt verboden, conform de adviezen van ILT en waterschap? Zo nee, waarom niet?
  12. Bent u bereid inzicht te geven in het verdere verloop van deze vergunningverlening en alvorens over te gaan tot verlening deze schriftelijke vragen te beantwoorden?