‘Door de klimaatverandering zullen we in de toekomst steeds vaker en steeds heftiger last hebben van hevige regenbuien, overstromende regionale beken en extreem hoogwater in de grote rivieren. Met de mond wordt dit door alle overheden met verve beleden doch in de praktijk is dit een wassen neus. De invulling van onze ruimte wordt bepaald door wat wij wenselijk vinden. Vanwege de hoge woningnood blijven gemeenten plannen maken om z.s.m. te bouwen. Daarbij doet zich het risico voor dat men niet voldoende stilstaat bij de waterbergingsopgave van het gebied. Als men bijvoorbeeld te snel buitendijkse gebieden volbouwt, heeft men bij een eventueel hoogwater in de toekomst de opslagcapaciteit niet meer om het water de ruimte te geven. Deze ontwikkeling is ook niet uitlegbaar als men in de afgelopen decennia ruimte heeft gemaakt voor de rivieren door mensen uit te kopen, en vervolgens weer langs de rivier huizen gaat bouwen. Het lijkt ons logischer als het waterschap de regisserende partij is voor het ontwikkelingsproces in een gebied, en de Provincie daarbij stevig de vinger aan de pols houdt v.w.b. de uitvoering’, aldus statenlid en fractievoorzitter Thea Jetten in de brief.

Naar aanleiding van deze vaststelling vraagt de fractie zich in de brief af wat het standpunt van het College van GS is over de invulling van water als ordenend principe en of er voorbeelden bekend zijn waarbij besloten is om na de schade in juli 2021 herbouw te realiseren op een minder kwetsbare locatie. Tevens vraagt de fractie antwoord op de vraag in hoeverre kwetsbare locaties minder kwetsbaar zijn gemaakt alvorens tot herbouw over wordt gegaan, bijvoorbeeld door ophogen van de locatie, bescherming van locaties door een dijk of een kade of door op andere manieren rekening te houden met het feit dat er water kan komen.

Jetten opperde namens de fractie ook de vraag of er kwetsbare locaties bekend zijn waar herbouwd is, terwijl dit vanuit oogpunt van waterbeheer ongewenst is. Of en zo ja hoe het College vanaf het begin betrokken is bij initiatieven tot herbouw en onder welke voorwaarden dan wel bij het besluit tot verplaatsing. GroenLinks vraagt het GS dit te staven met voorbeelden en een evaluatie van hoe dit proces verloopt.

‘Met de ervaringen in Zuid-Limburg in 2021 voor ogen vragen wij ons af in hoeverre de bouwvoorschriften aangepast moeten worden voor het bouwen op voor water kwetsbare locaties zoals dat bijv. ook geldt voor het bouwen op aardbevingsgevoelige locaties? Kunnen wij initiatieven op dit punt verwachten?’, zo besluit Thea Jetten de brief met schriftelijke vragen.