Daarom deze schriftelijke vragen aan GS:

Hoewel wij begrip hebben voor het recht van de eigenaar om zijn eigendom ‘te beschermen’, vinden wij deze invulling van het ‘op blijkbare wijze’ verbieden van toegang o.g.v. art. 461 Wvsr buiten proportioneel.

Het bos is hierdoor een verboden terrein voor eenieder. Wandelaars die het bos willen betreden, worden geweerd. Terwijl de bewakers enkel als taak meegeven toe te zien dat de folie niet wordt verwijderd, zou volstaan. Bovendien, kunnen vraagtekens worden geplaatst bij het op deze wijze ontoegankelijk maken van bospaden indien er sprake is van een openbare weg ter afwikkeling van openbaar verkeer.

Derhalve hebben wij de volgende vragen aan uw College:

  1. Is het toegestaan om een bos – dat jarenlang als recreatiegebied voor wandelaars heeft gediend – af te sluiten voor het publiek als geheel? Zo ja, op welke (juridische) gronden?
  2. Bent u het met ons eens dat het ‘blijk geven van’ een verbod tot het zich bevinden op eens anders grond op deze wijze – met prikkeldraad en al – niet kan worden weggewuifd met de stelling dat enkel ‘kwaadwillende’ bezoekers daarmee moeten worden geweerd?
  3. Het bos afsluiten voor alle bezoekers is een buitenproportionele maatregel. Het doel is te voorkomen dat de – overigens juridisch zeer omstreden – folie ter dichting van boomholten – wordt verwijderd. Bent u het met ons eens dat deze maatregel van VDL in geen verhouding staat tot het doel dat daarmee wordt gediend?
  4. Bent u bereid met VDL in overleg te treden en af te dwingen de maatregel te herzien, zodat een gepaste vorm van toezicht wordt gehanteerd die geen afbreuk doet aan de leefbaarheid in de omgeving voor omwonenden en recreanten?
  5. Zijn er bospaden en doorgangen in het Sterrebos die te kwalificeren zijn als openbare wegen ter afwikkeling van openbaar verkeer, o.g.v. Wegenwet? Zo ja, hoeveel?
  6. Indien het enkel gaat om paden die een recreatieve functie hebben, kunt u dit concreet onderbouwen?
  7. Bent u het met ons eens dat een bedrijf als VDL ook aan de geschreven dan wel ongeschreven regels van het verantwoord ondernemen is onderworpen en dient zich daar ook naar te gedragen? Hoe valt deze maatregel te rijmen met het Mvo-beleid van de onderneming? Bent u bereid in overleg de autofabrikant aan te manen tot naleving daarvan?

Graag zien we de beantwoording van de vragen binnen een zo spoedig mogelijke termijn tegemoet.

Thea Jetten Statenlid